Wat verstaan we onder slechthorend- of doofheid?
Wat je wel en niet hoort als je slechthorend of doof bent, is voor iedereen anders. De mate van slechthorendheid wordt uitgedrukt in gehoorverlies in decibel (dB). Bij een verlies tot 30 dB spreken we van licht gehoorverlies, tussen de 30 en 60 dB van matig gehoorverlies en tussen de 60 en 90 dB van ernstig gehoorverlies. Van doofheid is sprake als er meer dan 90 dB gehoorverlies is aan het beste oor.
In Nederland wonen, werken en leven ongeveer 30.000 dove mensen en vele slechthorenden.
Geluid kunnen waarnemen is een belangrijk aspect van onze communicatie en contacten met anderen. Geluid is informatie en jongeren die slechthorend of doof zijn, verwerken die informatie anders. Als de communicatie anders verloopt, kan dat gevolgen hebben voor de sociale contacten en het welbevinden van je student en voor het volgen van onderwijs.
Gevolgen van slechthorend of doof zijn voor het onderwijs – wat zie je in de klas
- De dove of slechthorende student ziet voor een groot deel wat er wordt gezegd en is daardoor erg bezig met lipbewegingen, mimiek en houding.
- De dove student zit veelal met een schrijf- of gebarentolk in de klas die vertaalt wat er wordt gezegd.
- De slechthorende student maakt soms gebruik van solo apparatuur.
- De dove of slechthorende student moet meer inspanning doen om te volgen wat er wordt gezegd en is daardoor sneller vermoeid.
- Informatie wordt soms gemist zonder dat de dove of slechthorende student zich daar bewust van is. De student weet immers niet wat hij /zij niet hoort!
- Miscommunicatie vindt soms plaats, omdat veel woorden op elkaar lijken (paard, baard, haard).
- Zinnen worden grammaticaal anders geformuleerd. Voor dove studenten is gebarentaal (NGT) de eerste taal en Nederlands de tweede taal. Dit zie je terug in het geschreven Nederlands.
- Lager werktempo, omdat het verwerken van informatie meer tijd en moeite kost.
- Aantekeningen maken en luisteren is niet mogelijk, omdat dan niet kan worden gekeken naar wat er wordt gezegd. Het is luisteren of met iets anders bezig zijn.
- Het vinden van een passende stageplaats kan lastiger zijn.
- Meer moeite met verhaalopbouw en verwoorden.
NB: het volgen van online onderwijs levert voor deze studenten nog eens extra uitdagingen op.
Wat kun je als docent doen – wat werkt
- Praat duidelijk op normale toonhoogte in een rustig spreektempo
- Zorg voor rust in de klas. Vermijd/beperk stoorgeluiden
- Kijk de student aan terwijl je praat zodat de student je mondbeeld goed kan zien (dus niet tegelijkertijd praten en schrijven op het bord)
- Maak gebruik van visuele ondersteuning, aanwijzen, gebaren, mimiek
- Herhaal de vraag van een medestudent zodat de student de vraag ook hoort
- Noem de naam van de spreker zodat de student weet wie aan het woord is
- Schrijf nieuwe woorden/vaktaal op het bord
- Geef de student meer tijd om talige informatie te verwerken
- Geef de student meer tijd om een reactie te geven, stel hulpvragen, luister, vat samen en vraag door
- Check bij de student of hij de opdracht heeft begrepen, door te vragen wat is de opdracht?
- Aantekeningen maken en luisteren tegelijkertijd is lastig. Geef de student de gegeven informatie op papier of vertel waar de informatie terug te lezen is
- Houd rekening met vermoeidheid/overbelasting.
- Het is vaak nodig dat een luistertoets vervangen wordt door een ondertitelde toets.